In Vloethemveld kun je meerdere roofvogels waarnemen. De buizerd is de meest algemene en deze wordt, zeker in de zomer, vaak waargenomen door menig bezoeker aan het gebied. Een ander, de wespendief, lijkt qua uiterlijk, vliegwijze en silhouet erg op de buizerd. Beide roofvogels komen bovendien voor in hetzelfde woongebied, het bos. Maar de wespendief is een onmiskenbare bosvogel, de buizerd kan al tevreden zijn met een plek waar voldoende hoge bomen beschikbaar zijn om in te broeden. Om in de vlucht de een van de ander te onderscheiden wordt gelet op de relatief langere staart van de wespendief, de zwarte vleugelachterrand met een brede ruimte tussen de volgende donkere band, de dunnere hals en de naar voren gestoken, kleinere kop. Je moet als amateur vogelliefhebber over goede ogen beschikken om die verschillen vanop afstand te kunnen waarnemen. Zekerheid krijg je bij het aanhoren van zijn geluid (klaaglijker) die duidelijk verschilt van het miauwend geroep van de buizerd.
’s Zomers komt de wespendief broeden in grote delen van Europa en Rusland en sommige broedparen zoeken hiervoor Vloethemveld op. De eerste meldingen van wespendieven worden genoteerd begin van de maand mei. Gewoonlijk strijken hier enkele paartjes (1-3 koppels) neer die een nest (horst) bouwen op een oud nest van een andere grote vogel. Hergebruik komt vaak voor in de natuur. Het oude nest wordt indien nodig versterkt met takken en twijgen en verder afgewerkt met bladeren, veren en dons. Wespendieven vertonen een voorkeur voor gemengd, ietwat ouder bos met een gevarieerde structuur. Hun strikt reisschema laat slechts één legsel per seizoen toe van doorgaans 1 tot 3 eieren. In de veronderstelling dat het nest klaar is rond half mei, de broedtijd en het grootbrengen van de kuikens elk een vijftal weken in beslag neemt, dan kunnen de jonge, uitvliegende juvenielen pas eind juli worden waargenomen. Effectief omgaan met tijd is essentieel voor de wespendief want vanaf midden augustus herbegint de trek naar Afrika, ook al gebeurt het dat sommige vogels nog worden waargenomen na mid-September. Wellicht speelt de klimaatopwarming hierin een rol.
Wat drijft die migratie? Zijn voedsel luidt het antwoord want in het dieet van de wespendief staan wespenlarven centraal. Om die te vinden observeert en volgt deze roofvogel voorbijvliegende wespen, vooral sociale wespen die broeden in grondnesten. Eens gevonden gebruikt hij zijn krachtige poten om het wespennest open te breken waarna hij de raten met de larven naar boven haalt en verorbert. Ondertussen wordt hij aangevallen door de wespen maar hun steken lijken op hem geen uitwerking te hebben. Stijve schubachtige kopveren, een dikke huid en een heel dun neusgat waarin wespen niet kunnen komen verklaren zijn onverschilligheid tegenover de aanvallen van de wespen. Maar ook volwassen wespen en andere insecten staan op het menu. Eens het insectenseizoen voorbij zoekt de wespendief opnieuw de tropische streken van Afrika op. Wespendieven zijn dus trekvogels en bij ons zomergasten. We zien uit naar hun terugkeer in mei van volgend jaar. Maar op de uitgevlogen juvenielen is het wat langer wachten. Pas in het derde kalenderjaar komen ze terug naar de Noordelijke broedgebieden.
De wespendief heeft dus zijn naam niet gestolen ook al is hij eerder uit op de larven van de wesp dan de volwassen wespen of de honing. Deze specialisatie is soms een argument ter verklaring waarom een broedseizoen kan mislukken. Een nat broedseizoen zou dan minder wespennesten en voedsel als gevolg hebben en bijgevolg een lager succes voor het grootbrengen van de jongen. Deze veronderstelling is nog onvoldoende onderzocht en botst met de waarneming dat deze roofvogel zich ook als een generalist weet te gedragen. Indien nodig verorbert hij ook andere insecten, kikkers en regenwormen. En nu maar wachten op de terugkeer van deze bijzondere roofvogels.
Dirk Pottier